Zij zo zwart als de nacht
Als een stervende hond.
Luister ik naar de klanken der eenzaamheid.
Er is geen kuur tegen het zomerblauw.
Ik probeer het te onderdrukken.
Was ik maar bij jou.
Als een poesen man stroomt het door de nacht.
Kijk eens wat deze kater voor je heeft mee gebracht.
Zo dicht bij, Zo ver weg.
Ver gekomen. Niet dicht genoeg.
In dromen liep ik met haar aan mijn zijde.
Nu zit ik hier op een bankje in de kou.
En het is zomer.
Huilend als een gekwelde wolf.
Onder de blauwe oude maan.